Jagen op getuigen

De zaak tegen de van afpersing verdachte Holleeder-bende maakt veel los. Nu de hoofdverdachten in voorarrest zitten, zoekt justitie verbeten naar nieuwe getuigen. Daarbij wordt zelfs de topcrimineel Mink K. in stelling gebracht.‘Als ze vastzitten, dan zijn er best mensen bereid om wat te zeggen.’

Vrij Nederland, 8 April 2006


Door Marian Husken en Harry Lensink

Het was ‘een gekkenhuis’ op maandag 31 januari jongstleden in restaurant Het Kalfje. Een informant van de Amsterdamse recherche zag die avond kopstukken uit de hoofdstedelijke vastgoedscene de eetgelegenheid aan de Amstel binnengaan. ‘Handelaren zoals Riny Huis in ’t Veld, Dick Peschar, Peter Petersen en anderen die bij de onroerendgoedzaken van Holleeder betrokken zijn geweest, hebben daar gesproken over hoe het nu verder moet.’ Volgens de informant zijn de heren bang dat gegevens over hun zakelijke deals met de groep-Holleeder binnenkort op straat liggen. ‘Iedereen probeert nu zijn straatje schoon te vegen.’

Deze observatie is terug te vinden in de meest recente aanvulling op het justitieel onderzoek naar de bende-Holleeder, waarin de oud-Heineken-ontvoerder en ettelijke anderen worden verdacht van afpersing van Amsterdamse vastgoedondernemers. Het gaat hier om zogenaamde ‘zachte’ informatie, afkomstig van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE), die geanonimiseerd is toegevoegd aan het dossier. VN vroeg commentaar aan Peschar en Petersen, maar de zakenmannen reageerden tot op heden niet.

Er zijn meer ondernemers die met Holleeder-beslommeringen kampen. Oger Lusink, de gerenommeerde winkelier in maatpakken uit de P.C. Hooftstraat, verklaart bij de politie dat hij bang is voor reputatieschade en graag af wil van een van zijn werkneemsters. Het gaat om Sandra den H., de ex-vrouw van de vermoorde topcrimineel Sam Klepper en medeverdachte in de afpersingszaak. Zij trad in dienst bij Oger nadat de winkeleigenaar op bijzondere wijze ‘in contact was gekomen’ met Willem Holleeder. Dat gebeurde, vertelt Lusink aan de politie, na een dodelijke schietpartij voor de winkel van Oger. Een van de medewerkers zei toen te hopen dat het Holleeder betrof. Dat citaat haalde de krant, waarop Lusink contact zocht met Holleeder, zijn excuses aanbood, de betreffende medewerker ontsloeg en Sandra den H. liet aantreden.

Er zijn meer nieuwe getuigen. Een belangrijke rol is weggelegd voor de clientèle van café De Hallen aan de Amsterdamse Jan van Galenstraat. Hier kwam de vorig jaar november vermoorde vastgoedhandelaar en voormalige bankovervaller Kees Houtman vaak. Ook Houtman is volgens justitie door de bende van Holleeder afgeperst. Een reeks stamgasten passeert de revue om te vertellen over Houtmans relatie met zijn vermeende afpersers. Het levert verschillende, soms tegenstrijdige verklaringen op. Maar meerdere aanwezigen schetsen hoe Holleeder en twee van zijn handlangers het café binnenkomen, zich rond Houtman scharen en hem ogenschijnlijk gedwongen meenemen naar buiten.

Over de liquidatie van Houtman heeft het OM ook nieuwe CIE-informatie toegevoegd. Volgens de inlichtingeneenheid heeft Holleeder in de periode voordat John Mieremet werd vermoord, in het criminele milieu bekendgemaakt dat niemand nog zaken mocht doen met de criminele Nederbelg. ‘Kees Houtman is geliquideerd omdat hij nadien een pand of panden zou hebben gekocht van Mieremet,’ schrijft de CIE.

De toevoegingen horen bij de vijf klappers die de basis vormen van het dossier-Holleeder. Vooralsnog blijft het relaas van de vermoorde Willem Endstra de basis van de verdenkingen tegen de topcrimineel en de zijnen. Een maand geleden berichtte Vrij Nederland als eerste over deze zogenaamde achterbankgesprekken, waarin Willem Endstra in een auto van de Amsterdamse recherche verhaalt over zijn relatie met Holleeder en meldt dat de oud-Heineken-ontvoerder vijfentwintig liquidaties op zijn naam heeft staan, die hij vooraf meldde bij Endstra.

Wat bij nadere bestudering van de 254 pagina’s opvalt, is dat de getergde ondernemer er echt alles aan doet om Holleeder de liquidaties in de schoenen te schuiven. ‘Het gaat om dat moorden en niet om die andere dingen. Ik weet dat ze het gedaan hebben. Duizend procent. Dat ze al die mensen hebben neergeschoten. Ik hoop dat jullie dat ook weten. Dat je je daarop concentreert.’

Maar de rechercheurs met wie hij de gesprekken voert, zijn vooral geïnteresseerd in de afpersing van Endstra en andere vastgoedhandelaren. Ze pushen hem keer op keer om aangifte te doen. De biechtende zakenman voelt er niets voor om zijn handtekening onder een verklaring te zetten. ‘Als jullie willen zien hoe ik word afgeperst, hè, dat zou ik op tafel kunnen leggen, maar daar hebben we niks aan, want dan krijgt hij vijf jaar en dan staat hij na drie jaar weer buiten.’ Endstra hoopt dat de politie er in slaagt om zonder officiële verklaringen van hem Holleeder op te pakken voor moord. En, voegt Endstra daar hoopvol aan toe: ‘Als ze vastzitten, dan zijn er best wel mensen bereid om wat te zeggen.’

Een ander terugkerend element in zijn relaas is het advies aan de rechercheurs om met de gedetineerde topcrimineel Mink K. te gaan praten. ‘Mink is natuurlijk wel iemand die wat makkelijker praat. Misschien dat je daar nog eens mee kan eh…’ zegt Endstra op pagina 11. Negen A4’tjes verder: ‘Zou je niet nog eens met die Mink kunnen praten? Hij heeft al genoeg gepraat met justitie.’ Op pagina 53: ‘Die Mink, daar zou ik nog eens mee praten. Dat heb ik niet voor niks gezegd. Hij weet dat ze hem ook willen vermoorden.’

Waarom Mink? De wapenhandelaar die informant was van politie en inlichtingendiensten, maakte in de jaren negentig deel uit van de criminele organisatie van Stanley H. In 1999 verdween Mink voor wapen- en drugshandel achter de tralies. Daar is Mink niet rouwig om, zegt Endstra tegen de rechercheurs met wie hij op de achterbank spreekt. ‘Hij heeft dus gepraat. Te lang. En daar staat een doodvonnis op. Dat krijgt ie.’

Dat zit zo. In de onderwereld wordt het Mink kwalijk genomen dat hij informatie heeft doorgespeeld aan de overheid. Dat gebeurt wel vaker, soms ook met goedkeuring van het milieu – een informantenrol kan immers ook weer nuttige contra-informatie opleveren. Maar Mink lijkt zijn hand te hebben overspeeld en zijn toehoorders te veel informatie te hebben ingefluisterd.

Sinds Mink vastzit, heeft Willem Holleeder er alles aan gedaan om diens positie in de organisatie te verwerven, stelt Endstra. ‘Willem die zich daar ingewerkt heeft als nieuw bendelid. En daarom vind ik het zo, daarom zeg ik steeds van die Mink, die weet dat.’

De politiemensen lijken Endstra serieus te nemen. Op 25 mei 2005, om tien uur ’s ochtends, spreken rechercheurs ‘Richard’ en ‘Gert’ met Mink K. in de Scheveningse gevangenis. Dit verhoor is toegevoegd aan het Kolbak-dossier. Het zijn tweeënveertig pagina’s proces-verbaal, vooral gevuld met onnavolgbare bespiegelingen van de voormalige rechtenstudent Mink K. over bijvoorbeeld het Nederlands opsporingsapparaat en de hiërarchie in de onderwereld. Hier en daar wordt de wapenhandelaar concreet, bijvoorbeeld als hij stelt dat de recherche beter naar hem had moeten luisteren, want: ‘In ’96, ’97 heb ik het jullie gezegd. En wat gebeurt dus vijf jaar later? (…) Al die figuren, stuk voor stuk een kogel in het hoofd.’ Over Endstra zegt hij dat criminelen hoopten via hem door te dringen tot de bovenwereld. Want bij Endstra kon je ‘gewoon normaal je geld verdienen’. Waar Mink zich hogelijk over verbaast is dat zowel Mieremet als Holleeder zich in het openbaar met Willem Endstra vertoonden. ‘Dat is slecht voor die man, slecht voor zijn reputatie.’

Het lijkt er ogenschijnlijk niet op dat het betoog van Mink veel oplevert voor het officierenduo Teeven en Plooy. Toch staat de wapenhandelaar tussen de lange rij getuigen die het OM wenst op te voeren. Op die lijst met negen-enveertig namen, die onlangs is neergelegd bij de rechter-commissaris, staat een bont gezelschap. Diverse leden van de Endstra-familie, vrienden en oud-zakenpartners van de vastgoedondernemer, maar ook bekenden uit het criminele circuit zoals oud-xtc-handelaar Ton van D. en Heineken-ontvoerder Martin E. Verder wil het OM graag het verhaal horen van fiscalist Ad van Tatenhove, die kan vertellen over de manier waarop Endstra het ‘afpersgeld’ doorsluisde naar Holleeder. Een andere ‘gerenommeerde partij’ op het verlanglijstje is notaris A. P. van Lith de Jeude, die ook voorkomt in de dagboekaantekeningen van de vermoorde zakenman.

In een wel zéér summiere toelichting geeft het OM aan waarom het deze getuigenissen noodzakelijk acht voor ‘de waarheidsvinding’. Opvallende afwezigen in de lijst van Plooy en Teeven zijn de topcriminelen Stanley H. en Dino S. Keer op keer wordt dit duo door Endstra genoemd als medeafpersers. ‘Dino, nogmaals, dat is dus gewoon, dat is gewoon eh de koning van eh van de onderwereld. (...) Het zijn gewoon moordenaars. Die Hells Angels zijn nog baby’s vergeleken bij hen.’ Ook frappant is de afwezigheid van Endstra’s vertrouweling, advocaat Bram Zeegers. In de periode vlak voor zijn dood week deze raadsman niet van Endstra’s zijde. In de achterbankgesprekken belooft de vastgoedman samen met Zeegers zijn levensverhaal op te schrijven. Als Endstra vermoord wordt of als justitie Holleeder en zijn clan aanhoudt voor moord, zodat ze voor jaren ‘achter de gestreepte gordijnen gaan’, zal Zeegers de bekentenissen van Endstra aan justitie ter beschikking stellen. Tot op heden is dit document niet toegevoegd aan het dossier. Natuurlijk is het onderzoek nog niet afgesloten, dus wie weet heeft het OM nog verrassingen in petto. Maar de afwezigheid van deze hoofdrolspelers voedt de speculatie onder advocaten en journalisten over de vraag wie de drie geheime getuigen zijn die het Openbaar Ministerie wil opvoeren.